Print
Category: Berichten
Hits: 1278

Vorige week liet ik een eindspelstudie van mijn idool Samuel Loyd zien waarin hij aantoont hoe een weinig waarschijnlijke (remise)stelling van K+P+randpion tegen K-alleen in de praktijk zou kunnen ontstaan. Ik geef hier eerst de oplossing. Sleutelzet 1. Ld7! De belangrijke pointe is dat het nu na 1. .. Pf3+ 2. Ke2 h2 3. Lc6 h1D 4. Lxf3+ en 5. Lxh1 remise is en dat in deze variant ook 2. .. Pd4+ 3. Kd4 h2 4. Pxd4 h1D 5. Lc6+ en Lxh1 tot remise leidt. Er rest zwart niets anders dan te vervolgen met 1. .. h2 en nu komt wit alsnog met 2. Lc6+. Het zal duidelijk zijn dat 2. .. Pf3+ 3. Ke2 h1D weer tot dezelfde remise leidt als zojuist getoond, maar wat moet wit dan nog na 2. .. Kg1 met de dreiging 3. .. Pg2 en promotie? Welaan, daartegen heeft wit nu het spectaculaire 3. Lh1!! waarna 3. .. Kxh1 4. Kf2 de remise forceert (en zoals wij inmiddels weten vooral níet 4. Kf1 en zwart wint!). Zwart kan de strijd nog even gaande houding met 2. .. Pf4+3. Ke1 Ph5 4. La8 (niet 4. Ke2 wegens 4. .. Pg3+ en 5. .. Pxh1 en wint) en zwart komt niet verder meer. Wonderschoon.

Voor mijn nieuwe opgave ga ik ver terug in de tijd, en wel naar 1979. In dat jaar speelde Jan Timman in het interzonetoernooi in Rio de Janeiro en aanvankelijk verging hem dat niet zo goed af, maar gaandeweg werkte hij zich op en dat herstel zette zich door toen hij zijn afgebroken partij uit de 8ste ronde tegen Velimiroviç wist te winnen. Timman schrijft erover in zijn prachtige boek "het Smalle Pad" dat het een partij was "die me meer tijd en energie heeft gekost dan welke partij ook in mijn carrière. Evenmin heb ik tevoren of erna een partij gehad die zo lang afgebroken bleef, namelijk zestien dagen, de duur van een gemiddeld toernooi." Tegenwoordig bestaat de afgebroken partij niet meer, maar in die tijd was het inderdaad een echte energieslurper. Eerder liet ik al mijn remisepartij tegen Tromp-Willem van Urk zien die inderdaad pas na maanden uitgespeeld werd en waarin ik een eenvoudige winst meende te hebben geanalyseerd en bedrogen uitkwam met een standaardremise. De partij van Timman, echter, liet het omgekeerde beeld zien. Na het eerste afbreken was op de 64ste zet een stelling ontstaan van K+T+a-pion tegen K+L+a-pion en Velimiroviç nam, zo schrijft Timman, aan dat die remise was. Aan het einde van de tweede sessie (van 6 uren!) probeerde hij Timman dan ook duidelijk te maken dat het potremise was. Voor de positie bij het tweede afbreken, na zet 77 van zwart, zie het diagram. Timman zette zich de dagen erna met zijn secondant Ulf Andersson echter aan het analyseren en tot hun verbazing ontdekten ze dat de afgebroken stelling voorkwam in deel 1 van het Lehr- und Handbuch der Endspiele van André Chéron! Chéron liet zien dat de stelling gewonnen is voor wit! Grote vreugde natuurlijk bij de mannen, totdat... ze ontdekten dat wit daar wel meer dan 50 zetten voor nodig zou hebben vanaf het moment dat het laatste stuk was geslagen en pion gezet, bij zet 64. Het was dus zoeken naar verbeteringen van de analyses van Chéron en/of hopen dat Velimiroviç zich niet optimaal zou verdedigen. 
Vanuit Nederland leefden we intussen hartstochtelijk mee met onze landgenoot die nadat deze partij begonnen was, zich inmiddels flink op de ranglijst had opgewerkt en inmiddels bij winst zicht had op een plek in de top! In mijn herinnering staat nu dat ik in dezer dagen een bezoekje aflegde aan het Maasdal en daar op enige afstand van het veer bij Broekhuizen stond, terwijl de radio in de stille vooravond daar zijn tonen over het water verspreidde. Een nieuwslezer meldde dat Timman zijn partij had gewonnen! Grote vreugde uiteraard. Hoe het toernooi voor hem afliep, is voor jullie na te zoeken op internet of te lezen in zijn prachtige boek. 
Overigens heb ik het gevoel dat de analyses die hij toen van dit eindspel maakte, heden ten dage niet meer nodig zouden zijn. De engines zijn nu zo sterk dat ze dit soort stellingen feilloos uitanalyseren...
Toch nog even een kleine opgave: in de stelling hierboven was wit aan zet en na 78. Ke7 kon hij de zwarte koning naar de rand drijven waarna de winst een kwestie van (verfijnde) techniek was. Chéron bespreekt de stelling ook met zwart aan zet. Hoe toon je aan dat wit er ook dán in slaagt om de zwarte koning naar de h-lijn te drijven? Oplossing volgende week.